J.S. Bach (1685-1750)

Inleiding
Johann Sebastian Bach werd in 1723 in Leipzig benoemd als cantor in de Thomaskerk en leraar aan de daaraan verbonden Thomasschule.  Door deze combinatie beschikte hij permanent over een goed getraind (jongens)koor.
Hij schreef  een groot aantal cantates, voor elke zondag van het kerkelijk jaar minstens één. De cantates en de passies werden uitgevoerd door leerlingen van het internaat dat aan de kerk verbonden was. Voor Goede Vrijdag 1724 schreef hij de Johannes-Passion.

De oorsprong van de passie
Het is een lange kerkelijke traditie, al door Augustinus (345-430) genoemd,  om in de Goede of Stille Week (de week voor Pasen) het lijdensverhaal uit de verschillende evangeliën te lezen. Op Goede Vrijdag is dat het evangelie naar de beschrijving van Johannes. Aanvankelijk werd het verhaal reciterend gezongen.  Verschillende stemmen vertolkten de rol van verteller (evangelist) en van de diverse personages in het verhaal.  
Aan het eind van de Middeleeuwen  ontstonden meerstemmige toonzettingen van het lijdensverhaal, o.a. door de composities van Jacob Obrecht en Orlando di Lasso. De taal van de passie was het Latijn, zoals gebruikelijk in de Rooms-Katholieke kerk. Na de Reformatie werd in de Lutherse kerken deze Goede Vrijdagtraditie voortgezet, waarbij in de nieuwe passiemuziek de volkstaal gebruikt werd.

De eerste uitvoeringen
Bach schreef zijn Johannes-Passion voor de kerkdienst van Goede Vrijdag 1724. De eerste uitvoering in Leipzig was niet in de Thomaskirche, zoals Bach gewild had, maar in de Nicolaikirche.
In 1725 werd de Johannes-Passion weer uitgevoerd, nu in de Thomaskirche. Bach bracht op verzoek van zijn kerkenraad verschillende veranderingen in het werk aan. Zijn openingskoor werd “O Mensch, bewein dein’ Sünde groß...” en zijn slotkoor werd Luthers vertaling van het Agnus Dei: “Christe, du Lamm Gottes...” Dat openingskoor voor de tweede versie gebruikte hij later als slotkoor voor zijn Matthäus-Passion. Maar in 1728 voerde hij de Johannes-Passion weer uit in een vorm, die meer op zijn eerste uitvoering leek. In 1749 heeft hij deze Passion voor de laatste keer uitgevoerd, weer wat aangepast. Dat is de versie die nu uitgevoerd wordt.

Na Bachs dood zijn zijn Passionen in de vergetelheid geraakt. Het duurde bijna een eeuw voor Felix Mendelssohn-Bartholdy  er opnieuw de aandacht op vestigde. Dat werd het begin van definitieve erkenning. Maar puur kerkelijke muziek  werd het niet meer: vanaf het eind van de 19e eeuw behoren de Matthäus- en de Johannes-Passion tot het vaste repertoire in menige concertzaal. 
Vaak is dat dan wel weer een kerk die als concertzaal gebruikt wordt.

Het eigene van de Johannes-Passion
Van de vier evangeliën wordt in het Johannes-evangelie het lijden van Jezus op een heel eigen manier beschreven. In de eerste drie evangeliën in de Bijbel wordt Jezus vooral vanuit zijn menselijke kant getekend. Daar ligt de nadruk op zijn lijden, de doodsstrijd en de godverlatenheid. In het vierde evangelie, dat van Johannes, wordt Jezus beschreven als God, die als mens onder ons is. Hij vernedert zich door naar de aarde te komen, geloof te zoeken onder de mensen, de weg te gaan van het lijden. Johannes noemt dat lijden en dat kruis “verhoging”.  Jezus houdt te allen tijde de macht in handen. Er is geen zwakte en geen angst, geen Getsemane, geen kus van Judas, geen Simon van Cyrene die het te zware kruis moet dragen, geen gebrokenheid aan het kruis. Dat past allemaal niet in de optiek van Johannes. Jezus weet alles, overziet alles en is volstrekt de “Herr, unser Herrscher” uit het openingskoor.

De opbouw
Bach heeft de hierboven beschreven afwijkende optiek van de evangelist Johannes op magistrale wijze muzikaal getypeerd. En passant geeft Bach zijn visie op waar het in het Christelijk geloof om gaat.

In de eerste maat al klinken de noten d, es, g. Ze staan voor Soli Deo Gloria, (God alleen de eer).
Het werk  is opgebouwd met een ingenieuze symmetrische structuur. Het wordt begonnen en beëindigd door  een groot koorwerk.  Het openingskoor 'Herr, unser Herrscher'  is te zien als themabepaling, het slotkoor 'Ruht wohl' als slotgebed: '...breng ook mij tot rust'.  Tussen deze twee koren  arrangeert Bach een  opeenvolging van schijnbaar individuele nummers tot een symmetrisch bouwwerk door muzikaal soortgelijke koren te rangschikken rondom een centraal koraal. Negen koorwerken, de laatste vier als spiegel van de eerste vier, bewegen rond het draaipunt in het drama: het hoogtepunt van het psycho-emotionele conflict als Pilatus zoekt naar een manier om Christus vrij te laten, terwijl de priesters en Farizeeërs schreeuwen om de dood van Christus. 

Hier spiegelt Bach twee koorwerken die qua melodie en gevoel op elkaar lijken. De muziek waarin de soldaten de Koning van de Joden bespotten: ‘Sei gegrüsset, lieber Jüdenkönig’ wordt verderop in een variant herhaald wanneer de priesters eisen van Pilatus: ‘schrijf niet dat hij de Koning van de Joden is, maar schrijf dat hij gezegd heeft dat hij de Koning der Joden is’.
Uitgaande van deze spiegeling heeft Bach het koraal ‘Durch dein Gefängnis, Gottes Sohn, ist uns die Freiheit kommen’ centraal  geplaatst.  Daarmee laat hij zien dat dit de kern is van het Christelijk geloof: door Zijn gevangenschap (en sterven) zijn de gelovigen bevrijd.

Hij volgt in de compositie letterlijk de tekst van het Johannes-evangelie, maar op twee momenten wijkt hij daarvan af: het huilen van Petrus na zijn verloochening van Jezus, en het scheuren van het voorhangsel van de tempel met tegelijk de aardbeving en de opwekking van de gestorvenen na het sterven van Jezus. Deze scènes 'leende' Bach uit de andere evangeliën, want ze komen niet in het Johannes-evangelie voor.

Recitatief, aria, arioso, koraal
De Johannes-Passion is een gezongen evangelielezing, waarin de evangelist en de diverse personen in het verhaal ieder met een aparte stem vertegenwoordigd zijn. De rollen van ‘het volk’  en 'de priesters' worden vertolkt door het koor.

Tussendoor worden aria’s gezongen door solisten. In een aria wordt een beschouwing gezongen van het gebeuren, een soort meditatie.  Tekstdelen worden in een aria herhaald om het belang te benadrukken. 

De recitatieven zijn de letterlijk uit het evangelie gezongen teksten, zonder herhalingen.
 Een arioso is een tussenvorm tussen de gezongen recitatieven en de aria’s.

Het koor zingt de koralen, deels afkomstig uit het toenmalig Luthers liedboek,  vierstemmig getoonzet door Bach. Hij gebruikte bestaande melodieën, zodat de kerkganger destijds geen moeite had ze  mee te zingen. In de huidige concertpraktijk zal menig bezoeker de drang niet kunnen weerstaan een koraal mee te neuriën. Prima, het meezingen ervan was oorspronkelijk juist de bedoeling.

Tenslotte: de pauze
De Johannes-Passion bestaat uit twee delen. In de huidige concertpraktijk wordt de pauze tussen die twee delen gebruikt voor een kop koffie of thee. Die ‘pauze’ is oorspronkelijk de tijd waarin de preek werd gehouden. Het eerste deel is dus vóór de preek, het tweede erna. Zo zijn we terug bij het begin: de Johannes Passion is van oorsprong een kerkdienst, gehouden op de Goede Vrijdag.

 

Onze sponsors:

Login voor leden

Als lid van het Toonkunstkoor hebt u toegang tot het besloten deel van de website. U kunt hieronder inloggen met deze gegevens.